Staatssecretaris legt kritiek Raad van State naast zich neer: wetsvoorstel box 3 naar Kamer

Staatssecretaris Van Oostenbruggen heeft de Wet werkelijk rendement box 3 aangeboden aan de Tweede Kamer, ondanks de kritiek van de Raad van State dat de nieuwe opzet veel te ingewikkeld is.
Met het wetsvoorstel gaan belastingplichtigen alleen belasting betalen over het rendement dat zij daadwerkelijk hebben gemaakt met hun vermogen. Het nieuwe stelsel zou 1 januari 2028 moeten ingaan. ‘We willen het huidige stelsel met de forfaits zo snel mogelijk achter ons laten’, aldus Van Oostenbruggen. ‘Met dit voorstel hebben we een balans gevonden tussen de breed gedragen wens om te belasten op basis van werkelijk rendement, het doenvermogen van belastingplichtigen, uitvoerbaarheid en toekomstbestendigheid.’
Vooraf invullen
Een spaarder met een laag rendement gaat minder belasting betalen dan een belegger met een hoog rendement. ‘Dat vindt het kabinet eerlijk. Voor het berekenen van het werkelijke rendement zijn wel meer gegevens nodig ten opzichte van het huidige stelsel. We willen de administratieve last zoveel mogelijk beperken. Voor 2,5 miljoen belastingplichtigen wordt de aangifte zoveel mogelijk vooraf ingevuld met gegevens van Nederlandse financiële instellingen’, belooft de staatssecretaris.
Nieuwe definitie voor startups
Uitgangspunt is een vermogensaanwasbelasting heffen over zowel direct rendement (rente, huur en dividend met aftrek van kosten) als indirect rendement (positieve of negatieve waardeontwikkeling van aandelen of vastgoed). ‘Alleen de waardeontwikkeling van onroerende zaken en aandelen in startups wordt pas belast bij verkoop met een vermogenswinstbelasting. Daarnaast wordt er gewerkt met een nieuwe definitie voor startups, die beter aansluit aan bij de atypische aspecten van dit type bedrijven.’
Verliezen mogen worden verrekend met box 3-inkomen uit toekomstige jaren. De eigen woning blijft in box 1.
‘Alternatieven zijn niet beter’
De Raad van State was in december nog zeer kritisch over het wetsvoorstel: ‘Het stelsel wordt veel complexer’, was een van de kritiekpunten. Financiën heeft het advies meegewogen, inclusief alternatieve opties als een vermogenswinstbelasting of toch nog een forfaitaire variant. ‘Vervolgens zijn het advies, de aangedragen alternatieven en alle gemaakte keuzes nogmaals beoordeeld. Een stelsel op basis van werkelijk rendement, met een combinatie van vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting blijft de beste optie’, is de conclusie. ‘Alle alternatieve opties scoren niet beter op uitvoerbaarheid, doenvermogen, complexiteit, juridische houdbaarheid en budgettaire gevolgen ten opzichte van het stelsel dat vandaag is ingediend.’
De Tweede Kamer moet uiterlijk 15 maart volgend jaar akkoord gaan met het voorstel om de ingangsdatum van 2028 te halen.
Bron: Accountancy Vanmorgen