Terechte vergrijpboete voor belastingadviseur die bootcampte op kosten van de zaak

Een belastingadviseur die voor haar eigen kantoor kosten van sportschool, kapper en speelgoed als zakelijk in aftrek bracht, heeft terecht een navordering en vergrijpboete gekregen, oordeelt de rechter.
De vrouw heeft een eenmanszaak die actief is als administratie- en belastingadvieskantoor. De fiscus dook in de aangiften van het kantoor over de jaren 2013 tot en met 2017. Daarbij trok met name de post ‘Representatiekosten en relatiegeschenken’ de aandacht. In het rapport meldt de Belastingdienst: “Voor de toekomst is mevrouw er uitdrukkelijk op gewezen dat van alle verantwoorde kosten het zakelijke karakter aannemelijk dient te worden gemaakt. Van met name de betalingen die behoren tot de hierboven vermelde kostencategorie is het van belang dat onder andere ook de naam van de klant en de gegevens van de personen in kwestie (naam en functie) in de administratie worden opgenomen.”
Van speelgoed tot bootcamp
Vervolgens doet ze aangifte over 2019 en 2020, terwijl er een beroepsprocedure loopt tegen de aanslagen over 2015, 2016 en 2017. Tijdens die procedure slaat bij de fiscus de twijfel toe: zijn de nieuwe aangiften dan wél juist ingevuld? Er volgt een informatieverzoek met betrekking tot het privégebruik auto, de huisvestingskosten, de verkoopkosten en de representatiekosten.
Na controle concludeert de Belastingdienst dat een deel van de opgevoerde kosten niet aantoonbaar zakelijk is. Het gaat onder meer om kosten voor speelgoed, de kapper, aankopen bij de drogist en de opticien, uitgaven voor gezichtsbehandelingen, kosten voor kinderkleding en sportartikelen. Ook zijn de kosten van een ‘bootcamp’ in aftrek gebracht. De fiscus legt een navorderingsaanslag op, waartegen de vrouw in beroep gaat. Zij vindt namelijk dat er geen sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. In totaal blijkt het te gaan om zo’n € 13.000 aan onterecht afgetrokken kosten.
Nieuw feit
Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, tenzij de belastingplichtige ten aanzien van dit feit te kwader trouw is, zo overweegt de rechter. Die is van oordeel dat de inspecteur ten aanzien van de navorderingsaanslagen over 2019 en 2020 beschikt over een nieuw feit. “Naar het oordeel van de rechtbank bestond in dit geval de niet onwaarschijnlijke kans dat de aangiften IB/PVV 2019 en 2020 juist waren. De aangifte is gebaseerd op ogenschijnlijk zakelijke kosten waaraan op zich geen bijzonderheid hoeft te kleven.”
Dat er een boekenonderzoek heeft plaatsgevonden naar de aangiften 2013 tot en met 2017 maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er automatisch geen sprake is van een nieuw feit voor de navorderingsaanslagen 2019 en 2020. “Laatstgenoemde jaren zijn namelijk niet in het boekenonderzoek betrokken. De inspecteur was dus naar het oordeel van de rechtbank bevoegd tot navorderen.”
Geen administratie
Verder valt bij bijna alle opgevoerde kosten niet te controleren of sprake is van zakelijke kosten doordat de administratie daarover ontbreekt. “Zo valt niet te controleren voor welke klant en voor welk doeleinde deze kosten zijn gemaakt. Bovendien gaat het voor een aanzienlijk deel om kosten waarvan het minst genomen niet direct aannemelijk is dat het zakelijke kosten betreffen voor een administratie- en belastingadvieskantoor, zoals aankopen bij speelgoedwinkels, schoonheidsbehandelingen en bootcampen.”
De vrouw heeft nog gesteld andere documenten te kunnen aandragen die de zakelijkheid onderbouwen, maar dat is uiteindelijk niet gebeurd. De correcties zijn daarom terecht toegepast.
Grove schuld
Bovendien is de vergrijpboete van 25% terecht opgelegd wegens grove schuld. “Dat zit er in dat belanghebbende erop gewezen was dat haar administratie niet op orde was tijdens het vorige boekenonderzoek, zelf een administratie- en belastingadvieskantoor uitbaat, belanghebbende administratieve gegevens ten aanzien van de gestelde kosten niet bewaart en belanghebbende vervolgens bij het indienen van de aangiften IB/PVV 2019 en 2020 er toch voor kiest om alle kosten als zakelijk aan te merken en haar belastbaar inkomen daardoor te drukken.”
De meeste kosten kunnen niet als zakelijk worden bewezen en bovendien had de vrouw al een deel van een eerdere correctie geaccepteerd. De rechtbank krijgt het beeld dat de vrouw bedragen waarvan zij nog een betalingsbewijs heeft, ‘op de zaak’ boekt, dan wacht of de inspecteur dit opvalt en zo ja, pas dan gaat kijken wat echt zakelijke kosten waren.
Vanwege de lange duur van de procedure worden de vergrijpboetes ambtshalve verminderd met 15%.
Bron: Accountancy Vanmorgen